Het kennisprogramma van de SKG vormt de basis waarmee de Leerstoel Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft via onderzoek, onderwijs, kennisbijeenkomsten en het platform Gebiedsontwikkeling.nu heel gebiedsontwikkelend Nederland prikkelt, stimuleert en van de nodige kennis voorziet.
Het kennisprogramma van de Leerstoel Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft is gebaseerd op de resultaten van continue gesprekken en bijeenkomsten met de leden en het bestuur van de SKG. Het programma richt zich in de periode 2021-2024 op de doorwerking van vier urgente maatschappelijke opgaven in het vakgebied: wonen, mobiliteit, energie en klimaat. Vier basisbegrippen vatten die doorwerking vervolgens samen: proces, waarde, ontwerp en samenwerking. De trits inclusief, vernieuwend en verankerd geeft de brede oriëntatie van de leden op duurzaamheid in het vakgebied weer, die de leerstoel evenwichtig in het programma aan bod laat komen. Met onderzoek en onderwijs, kennisbijeenkomsten en het platform Gebiedsontwikkeling.nu levert de leerstoel zo een verbindende, effectieve en toekomstgerichte kennisbijdrage aan de wetenschap en praktijk van gebiedsontwikkeling.
De woningmarkt zit vast. We weten hoe we woningen moeten bouwen: door bestaande bebouwde gebieden te verdichten of te transformeren, of door andere gebieden buiten of aan de randen van steden en dorpen voor ontwikkeling aan te wijzen. Er zijn uiteraard grote regionale verschillen, maar dat het realiseren van voldoende woningen – of in het verlengde: het beter laten functioneren van de Nederlandse woningmarkt – een grote maatschappelijke opgave is staat buiten kijf. Wonen raakt het hart van gebiedsontwikkeling.
Mobiliteit is een thema dat door vrijwel alle deelnemers cruciaal wordt genoemd. Zowel de weg – voor (deel)auto’s, maar ook voor de (elektrische) fiets – als de OV-infrastructuur nadert op veel plekken de grenzen van zijn capaciteit. En dat terwijl er nog 1 miljoen woningen in Nederland bijgebouwd moeten worden. Naast veranderingen in de keuzes van mens en bedrijf ten aanzien van hun mobiliteit (mede door corona), moeten investeringsplannen in bestaande en nieuwe infrastructuur in Nederland zorgvuldig tegen het licht worden gehouden. Goede bereikbaarheid blijft voor gebiedsontwikkeling essentieel, maar op het vlak van mobiliteit en de bekostiging van infrastructuur kunnen veranderingen worden verwacht.
De transitie naar een CO2-arme samenleving is de derde maatschappelijke opgave die in de opdracht van de Leerstoel Gebiedsontwikkeling centraal staat. Zowel het verduurzamen van de bestaande vastgoedvoorraad als het duurzaam ontwikkelen van nieuwbouw brengt veel vragen met zich mee: over technische innovaties, netwerken, financiering en bekostiging, organisatie, wet- en regelgeving, gebruik van data en ruimtelijke inrichting. De Nederlandse aanpak met Regionale Energie Strategieën (RES) moet op de regionale investeringsagenda’s en gebiedsontwikkelingen worden afgestemd. Hoe dit in de praktijk vorm moet krijgen is een belangrijke onderzoeksvraag, waarover de leerstoel inmiddels nauw met partijen samenwerkt.
Klimaatverandering raakt ook direct aan gebiedsontwikkeling: hitte, droogte en wateroverlast zijn van uitzondering verworden tot de nieuwe norm. Daar zijn de afgelopen jaren, onder andere door uitspraken van de Raad van State, aanscherpingen ten aanzien van geluid, fijnstof en stikstofdepositie bij gekomen. Dat vraagt niet alleen om meer inzicht in (potentiële) gevolgen van veranderingen in het klimaat voor bestaande gebouwen, gebieden en infra- structuur. Het vraagt ook om nieuwe eisen aan en creatieve concepten voor de (her)ontwikkeling van onze leefomgeving. Klimaatadaptatieve gebiedsontwikkeling is een blijvende, interdisciplinaire (kennis)opgave waar de leerstoel een leidende rol in wil vervullen.
De opgaven mogen dan veranderen en raken aan meerdere schaalniveaus, vier basisbegrippen blijven onderdeel van het repertoire van de SKG: proces, waarde, ontwerp en samenwerking. Wat betekenen de nieuwe opgaven voor de inrichting van het proces en publiek-private contract-, samenwerkings- en sturingsvormen? Wat is de rol van het ontwerp en welke financierings- en bekostigingsvormen zijn haalbaar in het licht van maatschappelijke kosten en baten? Dergelijke vragen vormen de basis van enkele doorlopende onderzoeks- en/of promotietrajecten. We kunnen hierbij rijkelijk putten uit het werk dat in het verleden al door de Leerstoel Gebiedsontwikkeling is verzet en ons (verder) laten inspireren door inzichten uit disciplines als (stads)sociologie, -economie, stedenbouw, vastgoed, planologie en recht, geografie, de politieke-, bestuurs- en organisatiewetenschappen en de bedrijfskunde.
Wel vragen de vier kernthema’s van nu om het herijken van de inzichten rondom onze basisbegrippen. Wat zijn de verstedelijkingsconcepten voor een duurzame toekomst? Wat zijn de financiële arrangementen rondom energie en klimaat? Welke principes van financiering en bekostiging horen bij de groeiende en meer diverse mobiliteitsvraag van mens en bedrijf? Hoe groot zijn benodigde (voor)investeringen, en wat voor publiek-private arrangementen vergt dit? Dit zijn vragen waar de deelnemers al volop mee bezig zijn en waar bij uitstek een rol ligt voor de SKG en de leerstoel: om als lerend netwerk de ervaringen te delen, waar nodig nieuwe kennis te ontwikkelen en waar gewenst onderwerpen te agenderen en debat in het vakgebied erover aan te jagen.
De drie oriëntaties inclusief, vernieuwend en verankerd in ons kennisprogramma verwijzen niet alleen naar het (potentiële) product of resultaat van gebiedsontwikkeling – dat we onderzoeken binnen de thema’s waarde en ontwerp – maar evenzeer over het ‘hoe’, gevat in de thema’s proces en samenwerking. Zo gaat het streven naar innovatie bijvoorbeeld gepaard met de intrede van partijen die nieuwe belangen, expertise, businessmodellen en vernieuwende oplossingen ter tafel brengen. Eisen ten aanzien van inclusieve gebiedsontwikkeling kunnen betrekking hebben op de betaalbaarheid en toegankelijkheid van te realiseren woningbouw, werkruimte en voorzieningen, maar het kan ook gaan over de manier waaropde omgeving van een project (burgers, gebruikers, ondernemers) bij het planvormingsproces en besluitvorming betrokken wordt. Iedere gebiedsontwikkeling moet daarnaast rekening houden met bestaande gebouwen en landschappelijke of stedenbouwkundige structuren, de historie en betekenis die door betrokkenen aan een gebied wordt gegeven. Het product en het proces van gebiedsontwikkeling liggen dus altijd in elkaars verlengde.